Geschiedenis van Wetteren

 

 

Vuethre Nomen est Ville

In 980 trok een lange processie doorheen het land. Drie eeuwen lang hadden de relieken van zes heiligen in het onooglijke dorpje van Wintershoven (Limburg) gerust, maar op een goede dag besloot de bisschop van Luik hen over te brengen naar Gent. Om deze wonderbaarlijke gebeurtenis voor het nageslacht vast te leggen, schreef een onbekende auteur alles neer in zijn Vita Sancti Landualdi.

Wanneer de processie langs de vele dorpen en steden van het middeleeuwse Vlaanderen trekt, vermeldt de auteur, als in een voorbijgaande gedachte, dat ‘Vuethre nomen est ville’ (Wetteren is de naam van een dorp). Het is in de 10de eeuw niet moeilijk om te begrijpen waarom de Germanen de nederzetting, gelegen op een scherp aflopende (hwata), zanderige heuvelrug (haar of haruf) deze naam hadden geschonken.

Ook vandaag nog bepalen de heuvels het uitzicht van Wetteren (zoals fietsers op de Berg kunnen beamen). Weinigen beseffen echter dat de hindernis onder hun banden meer dan 10 000 jaar oud is. Het werd gevormd door zand en leem uit de droge Noordzee dat landinwaarts werd geblazen. De Noordzee is intussen al lang gevuld met zeewater, en het landschap onderging vele veranderingen, maar de duinen, het zand (ten noorden van de Schelde) en het leem (in het zuiden) liggen er nog steeds, verstopt onder lagen asfalt en beton en geschiedenis, die teruggaat tot op de prehistorie.

 

De Eerste Bewoning

Vooral in de winter kan men wel begrijpen dat Wetteren, en bij uitbreiding de Scheldevallei, geen aantrekkelijke plaats was om lang te verblijven. Tijdens bepaalde periodes (zoals tussen 24 000 v.C. en 13 000 v.C.) was bewoning vanwege de extreme koude zelfs virtueel onmogelijk. Toch werden er tijdens opgravingen talrijke archeologische vondsten gedaan, waarvan sommige mogelijk 250 000 jaar, ofwel zo’n 10 000 generaties oud zijn! Ter vergelijking: ‘slechts’ 80 generaties geleden was het Romeinse Rijk op haar hoogtepunt.

De mensen die deze vondsten achterlieten, waren nomaden. Ze leven van de jacht op groot en klein wild en de pluk van plantaardig voedsel uit de oude bossen, en betrekken tijdelijke kampementen op de zandruggen langs waterlopen en plassen. In Wetteren werd een late herinnering aan deze tijd gevonden in de vorm van een dolk, gemaakt uit de rib van een oeros, die ongeveer 5500 jaar oud zou zijn. Het kan dus de moeite lonen de ogen open te houden tijdens een wandeling in de Kalkense Meersen.

Ongeveer rond de tijd dat de dolk wordt vervaardigd, vestigen de eerste boeren vanuit Centraal-Europa zich in deze gebieden – eerst op de vruchtbare leemgronden, en naarmate de landbouwtechnieken verbeterd worden, ook op de moeilijker cultiveerbare zandgronden. Het dieet wordt echter nog steeds aangevuld met wild. Het is mogelijk dat een zekere wisselwerking bestaat tussen de nomaden enerzijds, die been en vlees kunnen leveren, en de eerste boeren met hun aardewerk en gewassen anderzijds. Zeker is dat de nomaden langzaamaan bepaalde technieken zouden overnemen, zoals het pottenbakken en het houden van huisdieren.   

In 2000 v.C. verspreidt een nieuwe technologische revolutie zich doorheen de Scheldevallei. De vroege mensen hebben ontdekt dat het mengen van koper en tin een harder en beter bruikbaar materiaal oplevert dan steen, en stappen zo de bronstijd in. Een millennium later wordt deze revolutie nog eens dunnetjes overgedaan, maar dan met ijzer. De nieuwe technieken kunnen echter niet verhinderen dat vreemde invallers in onze streken binnendringen – eerst de krijgers van de Hallstattcultuur, en in de 5de E.v.C de Kelten. De doden worden begraven in urnenvelden, zoals dat van Massemen.  

 

De Schelde: een Felbevochten Grens

De hoogstaande cultuur van de Kelten kan enkele eeuwen bloeien, maar biedt het huidige Wetteren geen langdurige bescherming. De Schelde zou als één van de grote rivieren van de Nederlanden immers doorheen de tijd steeds fungeren als een grens tussen culturen, administratieve eenheden en bisdommen (en zelfs tussen rijken, zoals het West- en Oost-Frankische rijk!), en de landen die zich langs haar oevers uitstrekken, worden betwiste grensgebieden. Ze veranderen vaak van eigenaar, en elke overheerser laat wel ergens een spoor na. De naam Kwatrecht herinnert bijvoorbeeld aan de stam van de Atrebaten, die het toenmalige dorpje ‘klein Atrecht’ noemen, terwijl Kaster verwijst naar Castrum, een Romeins kamp. In het Stedelijk Museum van Dendermonde kan een verzonken huisaltaar uit deze tijd bewonderd worden.

Net zoals de Schelde de lokale stammen niet had beschermd tegen de Romeinen, zouden ook de Romeinen het doorheen hun geschiedenis moeilijk hebben de rivier te verdedigen, en vanaf de vierde eeuw breken de eerste Salische Franken door de linies. Vaak vestigen ze zich vreedzaam als boeren of huurlingen binnen de betrekkelijke veiligheid en orde van het Romeinse rijk, maar de druk op het Romeinse leger blijft, en in 410 trekt het zich gestaag terug. Minder dan een eeuw later, in 486, worden de laatste legioenen definitief verslagen nabij het Franse Soissons door de troepen van de Frankische heerser Clovis. De Romeinen zouden nooit meer terugkeren naar deze streken, en de tijd die later met enige minachting ‘de middeleeuwen’ wordt genoemd, breekt aan.  

 

Van de Noormannen, Verlos Ons, Heer

Terwijl Clovis en zijn Merovingische nakomelingen het Frankische rijk opbouwen, besturen, en uiteindelijk verliezen aan de Karolingische dynastie, vestigen hun onderdanen zich op de vruchtbare gronden rondom Wetteren. Hun namen leven nog altijd voort in plaatsnamen zoals Westrem (het westelijke huis), Bavegem (woning van de lieden van Bavo), Fantegem (woning van de lieden van Fanto), en Moeregem (woning van de lieden van Mauro), ook al zijn de herinneringen aan deze lokale heersers zelf lang vervlogen. Vanuit hun versterkte hoeves ontginnen ze braakliggende gronden, onderhouden ze contacten met omliggende grondbezitters, en passen ze zich aan het politieke klimaat aan, en gedurende enkele eeuwen gedijt de maatschappij binnen de structuur van het Merovingische en later Karolingische rijk. Vooral onder Karel de Grote ontstaat zo’n intense culturele en politieke heropleving, dat deze periode ook wel de Karolingische renaissance wordt genoemd.

De bloei blijkt echter van korte duur. Rivaliteit tussen de kleinzonen van Karel de Grote leidt tot de verdeling en uiteindelijk de verzwakking van het immense rijk, en de verbrokkelde gebieden bieden aanlokkelijke opportuniteiten voor de Noormannen. Hoewel het beeld van de woeste, moordende barbaar reeds enige tijd achterhaald is, maakt plundering ontegensprekelijk deel uit van hun jaarlijkse handelstochten naar het zuiden. Hun lichte boten stellen hen in staat om diep tot het binnenland door te dringen, en in 879 wordt zelfs Brabant (vandaag onder meer de provincie Antwerpen) geplunderd! Ook de Sint-Baafsabdij in Gent krijgt het meermaals zwaar te verduren. Nauwelijks twaalf jaar later, in 891, lijden de Noormannen echter een zware nederlaag nabij Leuven, en trekken ze zich terug uit onze gebieden.

Desondanks de korte duur zou hun aanwezigheid verstrekkende gevolgen hebben. De eens zo machtige abdijen en kloosters zijn geliefkoosde prooien, en velen, zoals de Sint-Baafsabdij, werden tot ruïnes herleid. Plaatselijke heren maken van het machtsvacuüm gebruik om hun eigen gebieden uit te breiden. Dit gebeurt op regionaal niveau – de graven van Vlaanderen beginnen op dit moment aan hun steile klim naar de macht – maar ook de heren van Dendermonde slagen erin verschillende gebieden in te lijven. Soms gebeurt dit onmiddellijk, soms onder het voorwendsel van voogdijschap, maar het resultaat blijft hetzelfde: tegen het einde van de elfde eeuw besturen de heren van Dendermonde een uitgestrekt gebied dat gebieden in het Land van Aalst, het Brugse Vrije, en Wetteren en haar omgeving omvat.

Hun positie langs de oevers van de Schelde maakt deze heren een belangrijke speler in de geopolitieke wereld. De rivier, die al sinds oudsher volkeren en culturen had gescheiden, vormt ook nu grosso modo de grens tussen het graafschap Vlaanderen, dat onder Franse invloed staat, en het hertogdom Brabant, dat deels onder gezag van het Heilig Roomse Rijk staat. Om deze grens te beschermen, binden de graven van Vlaanderen het gebied aan zich door de heren van de heerlijkheid te verheffen tot pairs, die in ruil voor hulp bij de verdediging van het graafschap een aantal privileges genieten. Ook vandaag nog neemt Dendermonde als hoofdzetel van één van de zes arrondissementen van Oost-Vlaanderen een sleutelpositie in de provincie in.

 

95 Stellingen, een Habsburger, en een Opstand

Soms kan de geschiedenis rare sprongen nemen. Wanneer Luther in 1519 zijn 95 Stellingen publiceert, doet hij in wezen niets anders dan zijn minder illustere voorgangers, die eerder kritiek hadden geuit op de Kerk in een poging de instelling terug naar de bron van het geloof te brengen. Echter, een combinatie van factoren – de geopolitieke situatie, het economische en sociale klimaat, maatschappelijke veranderingen, Luther’s persoonlijkheid, puur geluk – dragen de boodschap van Luther, Calvijn en andere hervormers mee op een golf die de wereld zou beroeren. Deze golf zou bekend staan als de Reformatie.

Vrij snel bereikt de golfslag ook onze contreien. Uit alle rangen en standen en om verscheidene redenen – zowel bewust als onbewust – worden mensen aangetrokken tot de nieuwe geloofsstromingen. Keizer Karel, zelf een fervent katholiek, ziet dit met lede ogen aan. Hij is ervan overtuigd dat zijn immense rijk enkel kon functioneren wanneer alle inwoners eenzelfde geloof belijden, en tracht het protestantisme aan de hand van ordonnanties en hervormingen in te perken. Ondanks zijn inspanningen kan hij echter niet vermijden dat met name het calvinisme meer aanhang vindt in zijn gebieden.

Zijn zoon Filips II volgt eenzelfde lijn. Later zouden de Bloedplakkaten, de inquisitie en het regentschap van de hertog van Alva symbolen worden voor de ‘Spaanse repressie’. Hoewel historici debatteren over de werkelijke impact en slagkracht van deze maatregelen, helpen ze in elk geval niet om de gemoederen te bedaren. Aanvankelijk positioneert de adel zich nog relatief vreedzaam op de breuklijnen van het geloofsconflict in een poging meer macht te vergaren. Dit culmineert in een tweetal petities voor landvoogdes Margaretha van Parma, waarin zo’n 400 edelen haar vragen de vervolgingen stop te zetten, volledige godsdienst-vrijheid in te voeren, en drie grote edelen (Oranje, Egmont en Hoorn) de Nederlanden te laten besturen. Het verzoek wordt, in samenspraak met andere edelen, afgewezen.

In dezelfde periode stort de lakennijverheid in elkaar door een conflict met het wol-producerende Engeland. Wanneer door een uiterst strenge winter ook nog eens de graanoogsten mislukken, zowel in de Nederlanden als in de Oostzeegebieden, slaat de vlam in de pan. In augustus 1566 breekt de beeldenstorm los. Doorheen de Nederlanden worden kerken en kloosters, al dan niet georkestreerd door lokale machtshebbers, geplunderd en verwoest. Ook na deze aanvankelijke verwoestingen blijven de Nederlanden onrustig. Het tumult zou uiteindelijk leiden tot de Nederlandse opstand en de Tachtigjarige Oorlog, die de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden voor een lange tijd zou scheiden.

Wetteren blijft niet gespaard van deze woelige tijden. Kort na het uitbreken van de oorlogshandelingen slaan in 1568 zo’n 200 Spaanse soldaten hun kamp in het dorpje op, en een decennium later is de plaats het slachtoffer van de Spaanse Furie, waarbij de onbetaalde soldaten muiten en vanuit Aalst het omliggende land plunderen. De Spaansgezinde troepen kunnen echter niet verhinderen dat Gent zich ontpopt tot een ware calvinistische republiek. In een poging hun greep op het hinterland te versterken, nemen de Gentenaren vanaf 1576 talrijke steden en dorpen in, terwijl anderen zich uit vrije wil bij de republiek aansluiten.

In mei 1579 staan de Gentse troepen onder leiding van Jan van Hembyze aan de rand van Wetteren. De bevolking kan tijdig over de Schelde vluchten, maar de oude pastoor en een andere ouderling blijven achter. Als wraak steken de Gentenaren alle 52 huizen in brand, of zo vertelt toch de latere historicus Jan Broeckaert. Een jaar later worden zij op hun beurt verdreven. Wetteren wordt opnieuw een uitvalsbasis voor de Spaanse troepen van Farnese, tot Gent en Dendermonde ingenomen en gepacifieerd zijn. Opnieuw heeft de Schelde, de bron van handel en rijkdom en leven, bewezen dat ze ook onheil over het dorp kon afroepen.

 

De Hongerjaren en Herstel

Na de rampzalige oorlogsjaren verdwijnt Wetteren een tijdlang van het toneel. Het dorp herstelt zich, en vanaf het midden van de achttiende eeuw neemt de bevolking spectaculair toe. Tussen 1750 en 1846 verdubbelt de bevolking tot zo’n 8848 inwoners (ter vergelijking, in 2017 vierde Wetteren haar 25.000ste inwoner). De landbouwgronden groeien echter niet mee. Veel landbouwbedrijfjes worden versplinterd, en de boeren zijn genoodzaakt een aanvullend inkomen te zoeken in het spinnen en weven van vlas dat langs de oevers van de Schelde en de Leie groeit. Het fenomeen breidt zich zodanig uit dat de Leie ook wel de gouden rivier wordt genoemd. Hele gezinnen zijn volledig afhankelijk van deze linnennijverheid.

Vrij snel laat echter de industriële revolutie zich gelden. De nieuwe machines produceren sneller en goedkoper linnen, en landen die nog niet zijn omgeschakeld, voeren protectionistische maatregelen in. Langs de Leie en de Schelde stort de linnennijverheid volledig in. In 1846 zitten 155 van de 350 Wetterse linnenwevers en 600 van de 900 vlasspinsters zonder werk. Wanneer zij zich bij de grote landbouwbedrijven als loonarbeiders aanbieden, dalen ook deze lonen door het overaanbod, terwijl de pacht- en grondprijzen wel gevoelig stijgen. In 1856 kost een lapje grond bijna het dubbele dan 16 jaar voordien!

Tot overmaat van ramp is de winter van 1844-1845 bijzonder streng (de Schelde vriest driemaal volledig toe) en tast een aardappelziekte de knollen aan – dezelfde schimmel die de Ierse Hongersnood zou veroorzaken. Ook de graanoogst mislukt. De prijzen van de levensmiddelen schieten de hoogte in – de prijs van aardappelen verdubbelt zelfs tussen 1841 en 1846! Vele verarmde gezinnen kunnen ternauwernood hun maaltijden betalen en verzwakken, waardoor epidemieën zoals cholera, dysenterie en tyfus vrij spel krijgen.

Dit alles laat zich voelen in het dorp. In 1846 is bijna een derde van de Wetterse bevolking afhankelijk van de armenzorg, en het aantal misdaden en overtredingen stijgt gevoelig. Terwijl er in 1840 57 veroordelingen werden genoteerd, zijn dit er in 1846 maar liefst 151! De gemeente ziet zich zelfs genoodzaakt om een nachtwachtdienst in het leven te roepen om de nog niet geoogste landbouwgewassen tegen dieven te beschermen. Ook bedelaars worden strenger aangepakt: aanvankelijk kregen enkel ouderen of gebrekkigen nog een medaille die hen toestond om te bedelen, maar na een jaar wordt ook aan hen de bedelarij verboden, op straffe van drie tot zes maanden gevangenisstraf. 

Het valt niet te verwonderen dat de crisis een impact heeft op het inwonersaantal. Enerzijds daalt het geboortecijfer door uitgestelde huwelijken en het feit dat veel jonge koppels onvruchtbaar worden door de honger; anderzijds stijgt het sterftecijfer gevoelig: van 22 doden op 1000 inwoners in 1844, tot 32 op 1000 in 1848. Vandaag ligt het sterftecijfer voor België op iets minder dan 10 doden per 1000 inwoners.

Ironisch genoeg verlicht de daling in het inwonersaantal ook de druk op de schaarse levensmiddelen. Tegelijk voert het gemeentebestuur enkele maatregelen in om de crisis te bestrijden. Er worden grote openbare werken uitgevoerd om werklozen terug aan de slag te helpen, en nijverheidscomités opgericht. Deze hebben als doel werk in plaats van aalmoezen aan bedelaars te verschaffen, de oude vlasnijverheid door verbeterde technieken terug competitief te maken, en nieuwe nijverheidstakken te introduceren. Zo worden er werkscholen opgericht. Daarnaast kondigt het bestuur ook richtlijnen af om de openbare hygiëne te verbeteren, zoals het gebod om woningen te verluchten, te reinigen en te desinfecteren met calciumchloride (Massemen-Westrem) en ongezonde woningen onbewoonbaar te verklaren (Wetteren); en vaccinatie tegen de pokken te promoten.

 

De Oorlogsjaren en de Bunkers van Kwatrecht

Nu de crisis bedwongen is, kent Wetteren een relatief voorspoedige periode. Zelfs tijdens de Eerste Wereldoorlog blijft de gemeente, die voorheen zo vaak onderdeel was geweest van het strijdtoneel langs de Schelde, grotendeels gespaard van de allesvernietigende bombardementen die de Westhoek omploegen. De rust houdt echter niet aan.

Vanaf 1933 – in de koortsachtige sfeer voor een nieuwe wereldoorlog zou losbarsten – wordt de omgeving opgenomen in de militaire verdedigingslinie van Gent. Met name in Kwatrecht verrijzen bunkers van gewapend beton. De bunkers zijn vaak omgeven door een bakstenen omhulsel, waardoor ze op boerderijen en werkmanshuisjes lijken, voorzien van een voortuintje en vensters voor de schietgaten. Deze omhulsels zouden later door de omwonenden gebruikt worden om hun eigen vernielde huizen opnieuw op te bouwen.

Desondanks hun uitzicht, zijn de bunkers allesbehalve comfortabele woningen voor de soldaten. Er is geen sanitair, elektriciteit of verlichting, en de binnenruimtes veranderen bij een aanval in een krappe, duistere hel. De troepen hebben nauwelijks zicht omdat de burgerlijke overheden hadden verboden om kappingen uit te voeren in het schootsveld. Er zijn tevens geen slaapmogelijkheden – soldaten moeten enkele honderden meters verder onder de blote hemel slapen.

Alle ongemakken ten spijt, bieden de bunkers onvoldoende bescherming tegen het Duitse leger. Ze worden in 1940 ingenomen en dichtgemetseld, en na de oorlog grotendeels afgebroken. Op de kruising van de Windmolenstraat en Neerhonderd staat nu nog steeds een herinnering aan de strijd, en elk jaar, rond 20 mei, wordt de Slag van Kwatrecht herdacht. Geïnteresseerden kunnen overigens steeds contact opnemen met de vereniging van het korps dat destijds de bunkers bemande op www.vijfdelinie.be

 

Wetteren is de Naam van een Gemeente

Ondanks en dankzij de Schelde, de bron van oorlog en rijkdom waar ze ook stroomt, bloeide Wetteren doorheen de geschiedenis. Uit een onooglijk dorpje in 1469, waarin niet meer dan 500 inwoners de zanderige heuvels bewoonden, groeide de gemeente zoals we haar vandaag kennen, en die in 2017 haar 25.000ste  èn 25.001ste  inwoner verwelkomde. Dat deze nieuwe inwoners een pasgeboren tweeling was, kan en mag misschien als een hoopvol teken worden opgevat dat de geschiedenis van Wetteren, Vuethre, nog lang niet ten einde is. 

 

Meer lezen?

  • Sint-Landoald en zijn gezellen: leven, overbrengingen, verheffingen en wonderen / Kris Delcroix 
  • Toponymie van Wetteren /Romain Lemaire
  • Topoymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226) / Maurtis Gysseling
  • Beschryvinge vande stadt ende Landt van Dendermonde / Jacob Maestertius
  • De familie de Tenremonde: een genealogische benadering / Luc Goossens
  • Het Land van Dendermonde: archeologie tussen Schelde en Dender
  • Het leenhof van Dendermonde / Willy Stevens
  • De heerlijkheid van Dendermonde en haar gerechtelijke organisatie van haar oorsprong tot 1355 / Pieter Buysse
  • De stad en de heerlijkheid van Dendermonde: geschiedkundige opzoekingen / Alfons L. De Vlaminck
  • Dieptestudie naar de gevolgen van de economische en sociale crisis in de jaren 1840 in het kanton Wetteren / Ann Melkebeeck
  • Wetteren 1780-1900: kroniek van een gemeente / René Uyttendaele

Contactinfo